1. Een co-vergister verwerkt niet alleen mest, maar ook afvalstromen uit onder meer de voedingsindustrie. Uit diverse publicaties is gebleken dat die verwerking kwetsbaar is voor criminele bijmenging van illegale afvalstoffen. Toezichthoudende instanties hebben meermalen toxische stoffen zoals zware metalen in het digestaat van co-vergisters aangetroffen. Digestaat is het eindproduct van mestvergisting; het wordt als een vorm van bemesting over het land uitgereden. Verontreiniging met giftige stoffen kan gevolgen hebben voor de volksgezondheid. Illustratief is de stillegging van tientallen installaties in 2023 vanwege de vondst van amfetamine in het digestaat. Ook de co-vergister in Tzummarum moest toen tijdelijk stoppen.
2. Een afzonderlijke co-vergister met de capaciteit van die in Tzummarum is een industriële activiteit die volgens de provinciale verordening en het huidige gemeentelijke bestemmingsplan plaats zouden moeten vinden op een industrieterrein. In het buitengebied zijn dergelijke activiteiten terecht niet toegestaan, vanwege de onvermijdelijke hinder en belasting die ze veroorzaken. De huidige co-vergister stelt de omwonenden bloot aan stank-, geluids- en lichtoverlast. Lichtvervuiling is in strijd met het gemeentelijk beleid dat de donkerte in het buitengebied wil beschermen, onder meer vanwege schadelijke effecten op de natuur.
3. Als gemeente en provincie de regels zodanig aanpassen dat de co-vergister als afzonderlijk bedrijf kan doordraaien, is het hek van de dam. Je kunt de regels niet voor één bedrijf veranderen. Wij zijn bang dat hiermee de deur wordt opgezet voor allerhande agro-industriële activiteiten in het toch al zo kwetsbare gebied langs de Waddenzee. En zelfs als het bij dit ene bedrijf zou blijven: wie garandeert dat het binnen een aangepast bestemmingsplan geen vergunning zou kunnen krijgen voor capaciteitsuitbreiding? Er is dan immers geen relatie meer tussen de vergunde capaciteit en een agrarisch hoofdbedrijf, want de vergister is zelf het hoofdbedrijf geworden.
4. Ten onrechte wordt in het ontwerpbestemmingsplan gesuggereerd dat een co-vergister als bron van zogenoemd ‘groen gas’ een positieve bijdrage levert aan de noodzakelijke energietransitie. Uit de literatuur blijkt dat dergelijke installaties niet rendabel te maken zijn zonder hoge subsidies. Mest is vooral water en levert dus weinig gas op, terwijl de bij te mengen restanten uit de voedingsindustrie doelmatiger kunnen worden ingezet als veevoer. Verder wordt het mestoverschot door co-vergisting eerder groter dan kleiner, omdat het digestaat (van mest plus bijgemengde stoffen) vervolgens weer als meststof moet worden uitgereden dan wel verwerkt. Ook dragen de noodzakelijke transportbewegingen (aanvoer van mest en bijmenging, afvoer van digestaat) bij aan een ongunstige duurzaamheidsbalans. Zie artikel van de Natuur en Milieufederaties.
Tenslotte: terwijl monovergisting (alléén mest) indien goed uitgevoerd in directe afhankelijkheid van één of meer lokale veehouderijen kan bijdragen aan een reductie van de methaanuitstoot, valt dit voordeel weg bij industriële co-vergisting.